Zicht

januari 31, 2012

Ik heb moeite met focussen. Letterlijk. Waar ik gisteren nog goed kon lezen, willen mijn ogen vandaag niet. De letters op het beeldscherm blijven, als ik niet erg mijn best doe, onscherp. Ik vind het eng. Kan in een enkele nacht je zich zoveel verminderen? Of is er iets mis met een spiertje? Ik herinner me dat ik al eerder gedacht heb dat er iets met mijn ogen aan de hand was en dat dat gewoon over ging. Maar stel dat dat nu niet het geval is. Verdorie..

 


Gitaarmuziek

januari 30, 2012

Ik zit naast een podium waarop zo’n twintig gitaren staan. Het is een herdenkingsbijeenkomst voor een vijf jaar geleden overleden gitarist. De gitaristen spelen samen, spelen solo, spelen met zangeres. Ik luister. En ik kijk. Ik zie een man verkrampt zitten spelen. Heel erg in zichzelf. Ik heb medelijden met hem. De tonen komen met kramp en medelijden omhuld mijn oren binnen. Hoe kan ik weten hoe het geluid zonder beeld klinkt? Mijn ogen dichtdoen? Ik houd mijn ogen open.

De zangeres zingt, begeleid door de verkrampte man. Ik vind haar goed. Mijn vriendin die naast me zit fluistert: wat verschrikkelijk. Ik denk: ik vind vast al snel een zangeres goed omdat ik zingen zo moeilijk vind. De tonen raken vermengd met oordeel.

Ik zie en hoor een heleboel gitaristen. Aangename persoonlijkheden maken sneller fijne muziek dan eikels. Eentje is verschrikkelijk om naar te luisteren. Misschien mede doordat hij vertelde dat hij een affiche vond waarop de gestorven gitarist als de supporting act van zijn eigen band stond aangekondigd.

Ik merk dat ik ontspannener luister naar iemand die makkelijk speelt. Iemand die niet zichtbaar moeite doet om het goed te doen. Iemand die niet “zijn stinkende best” doet. Of lijkt te doen. Een van de makkelijke gitaristen is volgens mijn vriendin niet zo goed. Ik hoor het niet.

Dan denk ik aan de muziek van P, de gitarist waarmee ik samenwerk. Als ik hem hoor spelen denk ik nauwelijks aan goed of niet goed. Vraag ik me niet af waarom ik hoor wat ik hoor. Ik hoor simpelweg muziek. Mooie muziek. En dat is waar het uiteindelijk om gaat.

Fotografie: Louis Haagman


Kunst

januari 29, 2012

Ik zit in de wachtruimte voor mensen die werk indienen voor de selectie voor de Canvascollectie. De stoelen staan, als in een bioscoop, allemaal één kant op gericht. We kijken niet naar een scherm, maar naar een lege muur. Ik heb geen werk in te dienen. Ik drink een vies kopje koffie en kauw op een soppig chocoladebroodje. Ik kijk om me heen. Een vrouw met enorme boezem en haar als een helm vergezelt haar man. Na het afroepen van hun nummer helpt ze hem met het sjouwen van de opengewerkte boomstammen waarin figuurtjes zijn geplaatst. Niet veel later manoeuvreert de man stammen en vrouw naar de lift. Exit. Achter me zit een man die naar verkoudheid ruikt.

Alle vrouwen die ik zie hebben geverfd haar. Er komen mannen van een cameraploeg binnen om mensen te charteren voor een interview. Ik zie een meisje met een bol gezicht haar drie werken uit de beschermende verpakking halen. Stillevens. Vlakken verf. Ik vraag me af of ik wel zie wat ik zie. Naast me wordt een mooie vrouw gevraagd haar werk te tonen aan een tv-man. Ik zie een paars figuur in grove penseelstrepen en een blauwe, niet aansluitende achtergrond. Ik denk: eerste jaar schildercursus. Ik denk: wat weet ik er nou van. Aan mijn andere kant pakt een blonde dame in nette kleren haar werken uit om haar naam op de achterkant te zetten. Ik zie nachttafrelen. Ik denk: niet mooi. Ik denk: ik kan niet oordelen over kunst. Een huisvrouwelijk type laat haar werk aan de nachtschilderes zien. Grijs met grijs en wit en zwart. Als een grof ingekleurde foto. Of een smyrna-patroon. Ik krijg medelijden.

Later dwalen we door de vaste collectie van het museum. We zijn de enige bezoekers. We komen bij het werk van een gerenommeerde kunstenaar. Zwart met grijs en grijs. Ik zeg: verschrikkelijk. Ik denk: ik weet niks. Maar ik denk ook: is het wel nodig om iets te weten?


Een dagje Oostende

januari 28, 2012


Intiem

januari 26, 2012

Je hebt vrienden en vrienden. Soms blijven vrienden slapen. Er zijn er van wie ik meteen het beddengoed en de handdoeken in de was gooi als ze vertrokken zijn. Van anderen gebruik ik de spullen alsof ze van mezelf waren. Dat wil vast wat zeggen.


De fietser

januari 25, 2012

Ongeduldig trommelt hij met zijn vingers op het het licht plakkerige formica tafelblad. Waar blijft die thee nou? De resten van de twee deegachtige croissants die hij als ontbijt naar binnen heeft gewerkt zitten tegen de achterkant van zijn tanden geplakt. “Madame!”. Geen reactie. Het is akelig stil in het keukentje dat aan de grote lege ontbijtzaal grenst. “Oké, dan niet”, moppert hij, vouwt de fietskaart op, stopt hem in de tas die naast zijn stoel staat, trekt de fietsjas die over zijn rugleuning gedrapeerd lag aan en maakt aanstalten te vertrekken. De prijs van de kamer was inclusief ontbijt en gisterenavond bij aankomst al betaald, dus madame zoekt het maar uit met de thee. In de gang nog even slippers vervangen door sokken en wielerschoenen, fiets uit uit het opberghok pakken, handschoenen aantrekken en hij is klaar voor vertrek.

Op de fiets schudt hij snel de milde ergernis van de ochtend van zich af. Boven die twee wielen, handen op het stuur en benen pompend is hij in zijn element. Het ritme van de beweging, het regelmatige aanspannen van de spieren, het gesuis van de banden op het wegdek – binnen de kortste keren is hij één met zijn fiets.

Als hij na anderhalf uur rijden aanzet om de fikse helling te beklimmen die hij die ochtend al op de kaart had ontdekt, knalt het bloed door zijn aderen, voelt hij zijn hart galopperen en hitte van zijn lijf stralen. Zijn spieren kraken terwijl hij zich concentreert op de cadans van het fietsen en het halen van de top.

Door de pure concentratie en lichamelijke inspanning die geen ruimte laat voor de onrust en de angstgevoelens die hem in lijken te halen zodra hij te lang op één plek is, vervaagt beetje bij beetje het zware gevoel dat vaker wel dan niet vlak achter zijn borstbeen huist. Die loden kogel die hem tegen de grond lijkt te willen trekken. De wereld ontvouwt zich voor hem. Bij elke trap op de pedalen voelt hij zich lichter en vrijer worden.

Zo tegen de middag begint hij zich slap te voelen van de honger en besluit een lunchstop te houden in het eerstvolgende dorp dat hij tegenkomt. Hij fietst rustig in de richting van de kerk die hij al van een paar kilometer afstand had zien liggen en komt al snel een patisserie tegen waar ook koffie geserveerd wordt. Hij klik-klakt met zijn wielerschoenen de zaak binnen en bestelt amandelkoeken en koffie bij een zeer vriendelijke oudere dame.

Twintig minuten later en voldaan na twee koppen koffie, een amandelbroodje en een goede croissant stapt hij weer op zijn fiets. Regelmatig trappend fietst hij licht, geur en kleur zijn leven in. Hij geniet van de warmte van de winterzon op zijn lichaam, luistert naar het gekras van vechtende kraaien en het mismoedige geloei van een eenzame koe en snuift de typische wintergeuren op van laaghangende uitlaatgassen, mest en vochtige aarde. Terwijl hij zijn benen maar rond blijft malen ziet hij decor na decor langs schuiven: kale akkers, een eenzame grillig gevormde boom midden in een tot modder getrapt weiland, kronkelende landweggetjes geflankeerd door treurige struiken, een groep vogels die opeens opvliegt uit een veld, een boer op een vuile rode tractor.

Als het begint te schemeren en de energie langzaam zijn lichaam verlaat wordt hij ingehaald door schaduwen van zelfreflectie, angst en oud en nieuw zeer. Laat de loden kogel in zijn borst zich weer voelen en verdwijnt elke vorm van souplesse. Lijkt hij te verstenen. Wordt grijs, koud, star en emotieloos.

Hij stapt af bij het eerste hotel dat hij tegenkomt, neemt een douche, eet een maaltijd zonder die te proeven en gaat zonder het licht aan te doen op het bed in de naargeestige hotelkamer liggen. Hij laat zijn handen over zijn lichaam glijden en voelt onder zijn kleding de spieren, de botten, de warme huid. Hij stelt zich voor hoe het bloed door zijn hart door zijn aderen gestuwd wordt, hoe zijn organen aan het werk zijn zonder dat hij ze bewust aandrijft. Bedenkt dat dat alles opgebouwd is uit cellen en dat die cellen weer uit moleculen bestaan en die moleculen weer uit atomen. En dat zelfs die atomen nog op te splitsen zijn in kleinere deeltjes. Hij kan niet geloven dat hij daarin huist.


Hart

januari 24, 2012

Ik stel me voor dat ik in een kamer ben met een groot knapperend haarvuur, een zachte bank waar ik overdwars en met opgetrokken knieën in zit, het perfecte licht om te lezen en een meeslepend boek op mijn schoot. Een glas rode wijn binnen handbereik. Ik voel me compleet op mijn gemak. Heb niets nodig. Ik stel me voor dat er op de deur geklopt wordt. Eigenlijk wil ik niet gestoord worden. Voor wie zou ik zonder morren mijn boek wegleggen en simpelweg blij zijn degene te zien?

Zo weet ik wie er op het moment dicht bij me staat.

Fotografie: Louis Haagman


Lifter

januari 23, 2012

Ik ben hem al voorbijgereden als ik hem zie, maar trap op de rem en zet de auto aan de kant. De lifter komt aangerend. Of ik naar Eeklo ga. Dat ga ik. Hij stapt in en begint meteen te praten. De NMBS is niet meer te vertrouwen. Ze garanderen geen aansluiting. En hij verdomt het om dan nog geld neer te leggen voor een bus-ticket. Daarbij is liften is goed voor de sociale contacten. Hij weet dat hij niet goed zichtbaar was. Eerst was hij onder een lantaarnpaal gaan staan, maar dat was op een plek waarop de mensen niet konden stoppen. Dan maar in het donker. Hij was al twee uur onderweg. In Gent was hij bij voetgangerslichten gaan staan en had telkens op de oversteek-knop gedrukt zodat de auto’s moesten stoppen en de tijd hadden om hem te zien. De eerste lift had hem maar tot net buiten Gent gebracht. Palinghuizen, of ik dat ken. Ik ken het.

Bij het station van Eeklo maakt hij aanstalten om uit te stappen en bedankt me uitvoerig. En zegt dat het uitstappen waarschijnlijk beter zal gaan als hij zijn autogordel losmaakt.


Trafiek

januari 22, 2012

Ik kijk naar de man die naast me zit aan de koffietafel. Twee truien over elkaar tegen de kou in de tekenruimte, gitzwart haar en donkere stoppels. Uit zijn neusgaten plukjes ook gitzwart haar. Zwarte nagels. Van het tekenen of iets anders? Ik ruik aan zijn adem dat hij rookt. Ik hoor van de vriend waar hij mee praat dat hij fotograaf is. Als hij voor zijn pasta betaalt haalt hij zijn geld uit een filmkokertje.

Boven, bij het modeltekenen, blijven zijn twee truien aan. Mijn kleren gaan uit. Drie uur later ben ik nog niet warm.


Snelweg

januari 21, 2012

Het is nacht. Een bord zegt dat ik 130 mag. Ik rijd 80. Het regent zo hard dat ik moeite heb de weg te zien. Af en toe licht de hele wereld lila op. De donder hoor ik niet vanwege het geraas van de druppels op voorruit en autodak. Af en toe schiet een dikke auto me voorbij. De regen verandert in natte sneeuw. Het zicht wordt nog slechter en de weg slaat wit uit. Ik vraag me af hoe glad het is.

Ik zie op mijn telefoon dat ik een gemiste oproep heb. Bij het eerstvolgende benzinestation ga ik van de snelweg af en zet mijn auto op een parkeerstrook. Ik hang onderuit in de stoel en verstuur een sms. Als ik weg wil rijden zie ik in mijn zijspiegel dat er iemand aankomt. Ik hou in om hem voor te laten gaan. De auto vermindert vaart en lijkt te gaan stoppen. Ik geef gas en hij komt alsnog langszij om schuin voor me stil te gaan staan. Op de weg. Als ik om hem heen manoeuvreer kijkt de bestuurder me aan. En lacht zich rot.

Fotografie: Louis Haagman

 


Sorry, maar nee

januari 20, 2012

Ik heb een schijthekel aan mensen die geen sorry kunnen zeggen. En ik ontplof bijna als meerdere keren per dag niet-sorry-mensen mijn pad kruisen. Zonder sorry kan ik niet vergeten.

Apple zegt ook geen sorry. Ze gooien met een grote zwier iWeb uit iLife. Ze dwingen je om je software update via de “Apps store” te doen en je met je hele hebben en houwen aan te melden bij hun winkel. En ze knallen ongevraagd je nieuwe computer vol oude e-mails.

Ik rijd naar het dorp en zeg geen sorry. Ik trap het gaspedaal belachelijk diep in en bries als er iemand in de weg rijdt. Ik vloek als een dokwerker en lever overal commentaar op. In het begin moet ik nog om mezelf lachen. Maar als dan thuis de zoveelste niet-sorry-situatie zich aandient knallen de deuren en schreeuw ik mijn keel schor.

Fotografie: Louis Haagman

 


Koffie

januari 19, 2012

’s Ochtends na een rommelige nacht. Op tijd op weg maar nog niet helemaal wakker. Ik stop bij het tankstation aan de rand van Rotterdam. Ik tank, bestel koffie en laat me overhalen gebruik te maken van de BP-aanbieding: grote koffie en croissant voor maar twee euro. Het koffiemeisje is vriendelijk. De afrekenmevrouw is vriendelijk. Ik stap tevreden met bedekselde beker en zakje croissant de auto in. De koffie is niet om over naar huis te schrijven, net zo min als de croissant. Maar mijn auto ruikt gezellig en ik geniet van het drinken uit het dekselgaatje.


Winter

januari 17, 2012

Als je met nat haar in de vrieskou naar buiten gaat breekt je haar af. Van tocht word je ziek. Van rokken dragen in de winter krijg je blaasontsteking. Op openbare toiletten mag je niet gaan zitten. Als je tankt moet je een plastic handschoen aandoen. Niezende mensen kunnen je aansteken. Als je weg geweest bent moet je bij thuiskomst je handen wassen.

Ik ga weer heel wat gevaren trotseren.

Fotografie: Louis Haagman


Hop paardje hop

januari 16, 2012

Izaäk. Geboren en getogen in West Zeeuws Vlaanderen. Stamhouder van de familie. Een echte boerenfamilie. Het boeren zit hem in het bloed. Nog maar net uit de luiers helpt hij al mee op de boerderij. Zijn eerste taak: de eieren uit het kippenhok halen.

Zijn zuster trouwt met een man van het kadaster. Zijn broer begint een bakkerij. Izaäk blijft op de boerderij. Hij is akkerbouwer en paardenhandelaar. Hij trouwt een meisje dat er als achttienjarige aardig uitziet, maar na het baren van twee zoons veel van haar charme verliest. Ze is een goede hulp op de boerderij, daarover heeft hij niets te klagen. Ook uit een boerenfamilie en niet vies van werken, of het nu op het  land is of in het huishouden. En netjes is ze ook, met haar haar vaker wel dan niet in de krullers. Alle dagen een jasschort voor om de kleren te beschermen en poetsen maar.

Izaäk houdt van de natuur. En vooral van al het moois dat de natuur te bieden heeft. Geen wonder dat hij aandacht heeft voor de meisjes die op zijn paarden komen rijden. De echt leuke meisjes krijgen hun eigen paard of pony en kunnen altijd wanneer ze willen komen rijden. En Izaäk helpt ze dan. Hij steekt er veel tijd in. Sommige meisjes hebben wat moeite met het uiten van hun dankbaarheid, dat heb je zo als ze een jaar of dertien, veertien zijn. Wat ze nodig hebben is een beetje aanmoediging om ze de drempel over te helpen. Hij snapt niet dat Bianca daar meteen zo’n punt van moest maken. En dan nog vragen of zijn vrouw het wel goed vindt wat hij doet. Zijn vrouw heeft toch niets te maken met de paarden? En ja, natuurlijk heeft ze wel eens gevraagd: „Krijg je nou nooit eens een kusje van die meisjes?” Daar is toch niets mis mee? Een kusje is zo erg toch niet?

Izaäk ziet er goed uit voor een man van zijn leeftijd. Vierenzestig is hij alweer. Zijn postuur is nog perfect. Niks geen buikje, geen grammetje vet. Hij mag er best wezen. En de meisjes vinden hem ook interessant. Hij voelt ze naar hem kijken als ze de schuur binnen komen met de paarden. Zelfs als zijn vrouw in de buurt is en ze zo kan helpen zoeken ze nog naar hem. Dat is toch niet voor niets? Meisjes van die leeftijd willen aandacht. En hij kan ze die geven.

Die kleine van de Appelstraat, dat is pas een uitdagertje. Vandaag had ze een gat in haar boek, precies tussen haar benen. Hem maak je niet wijs dat ze daar geen weet van had. Puur uitdagen is het. Kijken hoe ver ze kunnen gaan. Terwijl ze daar zitten op hun paardjes, met de benen gespreid. En hij is er niet vies van, geen enkele gezonde man zou dat zijn. Natuurlijk knijpt hij ze graag net boven de knieën en vindt hij het heerlijk ze te zien kronkelen. Dan legt hij geruststellend een hand op een knie en laat die achteloos naar boven kruipen terwijl ze nog nalachen. Want ze hebben altijd plezier  samen. Soms komt zijn hand wel eens helemaal boven aan. Dan pakt hij de voorkant van het zadel waarop ze zit en trekt het wat beter op zijn plaats, terwijl zijn vingers spelen tussen de geopende benen. Achteloos. Bijna

Alleen die ene keer, met die kleine met het gat in haar broek. Die had hem verrast. Ze was alleen die dag. Het was koud, het moet winter zijn geweest. Alle paarden stonden op stal, stoomwolken blazend. En opeens was ze er, kwam naar hem toe gerend, helemaal opgewonden. Ze wilde hem wat laten zien. „Kijkt u eens, meneer Veraert, wat ik gemaakt heb? Een bordje voor Lady!” Hij zei dat hij het heel mooi vond, dat rode bordje met die witte sierletters die LADY zeiden. Hij dacht dat het paardje er ook wel blij mee zou zijn, pakte haar met zijn linkerhand bij haar rechter bovenarm en greep met zijn rechterhand vol tussen haar benen. Dat wilde ze toch? Dat wilde ze hem toch geven? Niet zo’n stom bordje voor in de stal! Die pony kan toch niet lezen? Hij zou haar eens laten voelen waar ze hem blij mee zou kunnen maken. Natuurlijk wilde ze ook. Niemand zou het weten.

Net als bij die andere, die forse van vorig jaar die zo uitdagend haar kont liet zien als ze brood voor de paarden uit de oude diepvries naast de stallen pakte. Terwijl hij maar één stap achter haar had gestaan. Dat was een onmiskenbaar teken geweest. Hij had haar klem gezet tegen de diepvries waar ze nog voorover tegenaan stond, haar rijbroek naar beneden gestroopt en voor ze wist wat er gebeurde had hij haar gegeven waar ze al weken om had gevraagd. Hij vond snel wat hij daarvoor alleen onder een dubbele laag stof had kunnen voelen. Hij wrong zijn rechter hand voorlangs tussen haar en de diepvries, tussen haar benen, tussen die twee zachte kussentjes, de middelvinger gespitst. Ze schokte toen hij hem naar binnen schoof. Ze gilde niet.

Maar die kleine had zich snel losgetrokken en stond wit, trillend en met een zweep in haar handen achter haar pony. Lady. Hetzelfde temperament als haar paardje. Nou, ze had haar kans gehad.


Omslag

januari 15, 2012

In peignoir en met een kop sterke koffie in de hand stap ik naar buiten. Het gras is wit uitgeslagen. Net als de musters voor de mesthoop. Vorst. Kou. Ik voel de droge koude lucht op mijn blote benen. En denk nog even niet aan de training straks in de onverwarmde schuur.


Luchtrelatie

januari 14, 2012

Vanochtend voor het eerst in lage tijd weer echt een act trainen in de doeken. Moet even voor een optreden volgende week. Het voelt raar. In de doeken doe ik trucs voor, tijdens de les, of ontdek ik samen met S nieuwe bewegingen. Trainen voor een act is lang geleden. Het kost moeite mijn ritme te vinden. En mijn plezier te herontdekken. Het is koud in de schuur. Mijn handen zijn glad. Mijn timing is niet goed. Mijn gedachten zitten ergens anders. Het is alsof ik een relatie aanhaal met een vriend die ik lang niet heb gezien. De vanzelfsprekendheid is er nog even niet. Maar het komt vast goed.


Behoeftig konijn

januari 13, 2012


Stoer

januari 12, 2012

Bij het hek van mijn middelbare school stonden in de pauze altijd brommers met LTS-jongens erop. De LTS-jongens hielden zo lang mogelijk hun integraalhelmen op en verwijderden die pas als het meisje waarmee ze zouden gaan kussen arriveerde. Gepraat werd er weinig. Getongd des te meer. Jongen op de brommer met zijn handen op de billen van het meisje, meisje tegen hem aan gehangen met haar armen om zijn bekettingde hals.

Eén van die meisjes werd later mijn vriendin. Ze vertelde hoe ze de brommer-jongen had aan moeten sporen kauwgum te gaan kauwen tegen zijn slechte adem.


Griek

januari 11, 2012

Vier uur in de ochtend. Dronken keek ik naar het loszittende stuur van mijn vouwfiets. Met de fiets aan de hand begon ik aan de wandeling Oude Beestenmarkt-Brugse Poort. Een kalende man bood aan me naar huis te brengen. Als hij zijn auto kon vinden. Hij vond zijn auto niet en ik wandelde voort. Een andere man bood zijn diensten aan en boog zich over mijn fiets. Ik draaide aan moeren en bouten, verloor mijn evenwicht en viel over mijn fiets heen. Toen ik weer stond bleek de ketting van het tandwiel afgeschoten te zijn. De man grijnsde en maakte een hulpeloos gebaar.

Hij vertelde dat hij Grieks was. Vertelde over zijn familie in Griekenland. Zei dat hij naar Mariakerke moest. Stond erop met me mee te lopen.

Met mijn stuur min of meer vastgezet – mijn niet afhoudende gefiedel met bouten moet iets hebben opgeleverd – sprong ik in het zadel en peddelde als op een step, maar dan met de voeten aan weerszijde van de fiets, richting huis. De Griek was vergeten. Ik voelde de wind in mijn haren en dacht waanzinnig hard te gaan. In een mum van tijd stond ik voor de voordeur. Terwijl ik in mijn jaszak naar de sleutel zocht dook de Griek naast me op. In mijn geestesoog zag ik hem achter me aan galopperen. Met de deur open duwde de Griek me naar binnen en begon me te kussen. Ik zag in close-up de stoppels op zijn kin en zijn slechte tanden. Ik werd boos. Ik blies mezelf op, maakte me breed, elleboogde hem schreeuwend naar buiten en smeet de deur dicht.

Ik keek nog even naar het grote raam aan de straatkant om te zien of er geen baksteen doorheen zou komen. Daarna poetste ik mijn tanden, schonk mezelf een glas water in en ging naar bed.


Vriend

januari 10, 2012

Ik had eens een vriend die privé e-mails las. Die klaagde dat als hij naast een ander gezet zou worden ik niet hem maar de ander zou kiezen. Die zei alleen maar gelukkig te willen zijn en was dat nou zoveel gevraagd? Die buikpijn kreeg van relationele problemen.

Ik kreeg een telefoontje van een vrouw die wilde weten waar de vriend was. Omdat hij niet op was komen dagen op de vlokkentest. Omdat hij ook haar vriend was.

Fotografie: Louis Haagman


Tanden

januari 9, 2012

Je begint tandloos. Dan krijg je een melkgebit. Dat valt uit. Je krijgt een grote-mensen-gebit. Als dat klaar is kun je het ’s avonds uit je mond pakken en in een glas water leggen. Dacht ik vroeger.

Ik droomde ooit dat mijn tanden zo geel waren als Edammer kaasjes. Toen ik wilde kauwen at ik mijn eigen tanden op.

Ik had een vriendje dat herhaaldelijk weigerde voor het samen slapen gaan zijn tanden te poetsen.

In een Amerikaanse film die ik van de week zag werd de uitdrukking “zo schoon als een hondentand” gebruikt. Honden poetsen hun tanden niet. Misschien was mijn vriendje een hond.


Sluier

januari 8, 2012

Roze pudding is fout omdat het een onderjurkenkleur is. Kroketten zijn goed, frikandellen fout. Eén velletje toiletpapier volstaat. In bad hoeft maar tien centimeter water. Ramen moeten dicht, anders stook je voor de buitenlucht. Knieën mogen nooit zichtbaar zijn boven de tafelrand. Haar is het mooist als het opgestoken is. Rokken van knielengte en langer zijn gereformeerd. Euroshopper is net zo goed als A-merk. Toppers zijn graaiers. Overgewicht is lelijk. Ledigheid is des duivels oorkussen. Handwerk is goed. Amerikaanse films zijn slecht. Pijn moet verdragen worden, niet besproken. Conformeren is belangrijk. Een reguliere baan met pensioen is een ieder’s streven. Deodorant is overbodig. Alles met mate.

Langzaam maar zeker wordt de sluier van oordelen lichter en kan ik beter zien en bewegen.


Non en lucht

januari 7, 2012

In de familieverhalen figureert soms een non. Een lieve non die zeepresten verzamelde en in een grote pot omsmolt – tot wat? De non wiens habijt zo goed als nooit gewassen werd en die verschrikkelijk uit haar mond stonk zodat de kinderen altijd probeerden afstand te bewaren.

Doet me denken aan een citaat uit een thriller. Het enige citaat dat ik altijd paraat heb. Over de geur in een kamer met een rijp lijk. “It was as if the world’s worst halitosis sufferer belched right into my face after a rich meal of garbage.”


Geel en bruin

januari 6, 2012

De locale printwinkel ziet eruit alsof hij eerst iets anders is geweest. Wat ook zo is. Er is niet heel veel moeite gedaan om de oude slijterij een modern aanzicht te geven. De meneer van de printwinkel past prima in het plaatje. Jaren 70 sherry-hoofd, rookglazen bril en het kortere Beatle-kapsel. Als ik naar hem kijk denk ik aan sigaretten.

Ik vraag of hij nu wel de twee boekjes klaar heeft waar hij bij mijn vorige bezoek tevergeefs naar zocht. Hij verdwijnt achter een schap. Twee boekjes, twee boekjes, twee boekjes, zegt hij. Hij vindt ze en legt ze samen met mijn USB-stick en vier mislukte prints op de toonbank. Hij oreert minstens vijf minuten lang over wat er allemaal is mis gegaan, over fonts, miscommunicatie tussen computers en printer, de Canon-serviceman en zijn eigen onvermogen om de computerproblemen te begrijpen. Bonnetje, zegt hij. Ik heb een bonnetje gemaakt, maar waar is het? Hij verdwijnt achter het schap. Ik hoor bonnetje, bonnetje, bonnetje, bonnetje. Hij komt terug met een kladpapiertje. Ik vraag een bonnetje met BTW. Hij schrijft het uit en vergist zich bij het uittellen van het wisselgeld.

Ik denk aan mijn eerste bezoek. Aan mijn vraag of hij geen naam of telefoonnummer van me nodig had. En aan zijn antwoord. Dat ik vast wel eens mijn USB-stick op zou komen halen.


Bos

januari 5, 2012

Ik begon mijn benen te voelen. Het vooruitzicht van nog een uur wandelen stond me tegen. Ik besloot terug te gaan naar de zustersflat waar we logeerden en mijn vriend alleen verder te laten gaan. Ik klom de beboste helling op en was blij te zien dat de man die wel tien keer “Hallo!” tegen ons had geroepen niet meer naast het prikkeldraad zat.

Ik liep verder over smalle asfaltweggetjes langs grotendeels verlaten gebouwen van een voormalige psychiatrische inrichting. Opeens hoorde ik achter me geratel en een hard “Húúúhhhhh!” Meteen daarna werd ik ingehaald door een reus van een kerel op een fiets die qua uiterlijk zomaar de broer van Wim de Bie had kunnen zijn. Toen hij briezend voorbij me was gespeerd remde hij abrupt en trok aan zijn stuur, waardoor hij zichzelf van zijn fiets katapulteerde. Hij krabbelde op en rende op me af, handen uitgestoken. In een flits was hij bij me en zwaaide zijn gigantische rechterhand naar me toe. Ik schudde de hand en zei “Goededag.” Hij grijnsde breed en antwoordde iets onverstaanbaars.

Terwijl ik mijn wandeling voortzette raapte hij zijn fiets op.


Grens

januari 4, 2012

Mijn vriendin zegt dat je nooit over je grenzen moet laten gaan.

Ik kijk om me heen. Hoor een man tegen zijn vrouw “Koffie, schat!” zeggen als het espressokannetje niet snel genoeg op het vuur staat omdat ze in gesprek is. Ik zie een man zijn vrouw opleggen hoeveel ze precies mag drinken.

Maar waar is een grens als er niets gezegd wordt?


Identiteit

januari 3, 2012

Jeukende huid op schaafplekken. De spiegel wordt vermeden. Thuis zijn is na lang en geconcentreerd werken licht onwerkelijk. Buiten regent het en verdrinkt de wei in grote plassen. Laat in de middag draag ik nog steeds mijn ochtendjas.


Relax

januari 2, 2012

Na de hectiek van de afgelopen tijd ontspan ik. Dat kan ik opeens erg goed.

Ik sta op als ik kom bovengedreven. Drink koffie op de boerderij. Luister naar de verhalen maar laat ze me niet raken. Ga in bad. Ik doe boodschappen. Lees een mail waarin me verteld wordt dat de schoenen die ik besteld heb er niet in mijn maat zijn. Dank u meneer, dan neem ik toch een andere maat? Ik pak mijn gitaar en op hetzelfde moment gaat iemand naast mijn huisje met een kettingzaag een boom te lijf. Prima, ik oefen wel stamtonen. Ik probeer mijn video’s te uploaden naar mijn computer. Na uren ontspannen en resultaatloos gepiel begin ik gewoon nog eens van voor af aan. Ik warm wat soep op. Eet chips. Lees een erg slecht boek. Ik leeg mijn tassen en doe een wasje. Straks kijk ik misschien een film.

Intussen is mijn hoofd leeg, lijf ontspannen en hartslag laag. Laat dat de komende dagen maar zo blijven.

Fotografie: Louis Haagman


stRINGs

januari 1, 2012