Ongeduldig trommelt hij met zijn vingers op het het licht plakkerige formica tafelblad. Waar blijft die thee nou? De resten van de twee deegachtige croissants die hij als ontbijt naar binnen heeft gewerkt zitten tegen de achterkant van zijn tanden geplakt. “Madame!”. Geen reactie. Het is akelig stil in het keukentje dat aan de grote lege ontbijtzaal grenst. “Oké, dan niet”, moppert hij, vouwt de fietskaart op, stopt hem in de tas die naast zijn stoel staat, trekt de fietsjas die over zijn rugleuning gedrapeerd lag aan en maakt aanstalten te vertrekken. De prijs van de kamer was inclusief ontbijt en gisterenavond bij aankomst al betaald, dus madame zoekt het maar uit met de thee. In de gang nog even slippers vervangen door sokken en wielerschoenen, fiets uit uit het opberghok pakken, handschoenen aantrekken en hij is klaar voor vertrek.
Op de fiets schudt hij snel de milde ergernis van de ochtend van zich af. Boven die twee wielen, handen op het stuur en benen pompend is hij in zijn element. Het ritme van de beweging, het regelmatige aanspannen van de spieren, het gesuis van de banden op het wegdek – binnen de kortste keren is hij één met zijn fiets.
Als hij na anderhalf uur rijden aanzet om de fikse helling te beklimmen die hij die ochtend al op de kaart had ontdekt, knalt het bloed door zijn aderen, voelt hij zijn hart galopperen en hitte van zijn lijf stralen. Zijn spieren kraken terwijl hij zich concentreert op de cadans van het fietsen en het halen van de top.
Door de pure concentratie en lichamelijke inspanning die geen ruimte laat voor de onrust en de angstgevoelens die hem in lijken te halen zodra hij te lang op één plek is, vervaagt beetje bij beetje het zware gevoel dat vaker wel dan niet vlak achter zijn borstbeen huist. Die loden kogel die hem tegen de grond lijkt te willen trekken. De wereld ontvouwt zich voor hem. Bij elke trap op de pedalen voelt hij zich lichter en vrijer worden.
Zo tegen de middag begint hij zich slap te voelen van de honger en besluit een lunchstop te houden in het eerstvolgende dorp dat hij tegenkomt. Hij fietst rustig in de richting van de kerk die hij al van een paar kilometer afstand had zien liggen en komt al snel een patisserie tegen waar ook koffie geserveerd wordt. Hij klik-klakt met zijn wielerschoenen de zaak binnen en bestelt amandelkoeken en koffie bij een zeer vriendelijke oudere dame.
Twintig minuten later en voldaan na twee koppen koffie, een amandelbroodje en een goede croissant stapt hij weer op zijn fiets. Regelmatig trappend fietst hij licht, geur en kleur zijn leven in. Hij geniet van de warmte van de winterzon op zijn lichaam, luistert naar het gekras van vechtende kraaien en het mismoedige geloei van een eenzame koe en snuift de typische wintergeuren op van laaghangende uitlaatgassen, mest en vochtige aarde. Terwijl hij zijn benen maar rond blijft malen ziet hij decor na decor langs schuiven: kale akkers, een eenzame grillig gevormde boom midden in een tot modder getrapt weiland, kronkelende landweggetjes geflankeerd door treurige struiken, een groep vogels die opeens opvliegt uit een veld, een boer op een vuile rode tractor.
Als het begint te schemeren en de energie langzaam zijn lichaam verlaat wordt hij ingehaald door schaduwen van zelfreflectie, angst en oud en nieuw zeer. Laat de loden kogel in zijn borst zich weer voelen en verdwijnt elke vorm van souplesse. Lijkt hij te verstenen. Wordt grijs, koud, star en emotieloos.
Hij stapt af bij het eerste hotel dat hij tegenkomt, neemt een douche, eet een maaltijd zonder die te proeven en gaat zonder het licht aan te doen op het bed in de naargeestige hotelkamer liggen. Hij laat zijn handen over zijn lichaam glijden en voelt onder zijn kleding de spieren, de botten, de warme huid. Hij stelt zich voor hoe het bloed door zijn hart door zijn aderen gestuwd wordt, hoe zijn organen aan het werk zijn zonder dat hij ze bewust aandrijft. Bedenkt dat dat alles opgebouwd is uit cellen en dat die cellen weer uit moleculen bestaan en die moleculen weer uit atomen. En dat zelfs die atomen nog op te splitsen zijn in kleinere deeltjes. Hij kan niet geloven dat hij daarin huist.